Dikdoeners

Toegegeven, een voetnoot bij alle crises waar de duiders over elkaar heen buitelen, maar trivia zijn bij mij al snel de kwestie.

Siewert van der Linden ging gillend rijk worden van de mondkapjesdeal. Daar sloegen zowel Paulien Cornelisse – Volkskrant, als Ellen Deckwitz – NRC, meteen op aan. Gillend gek kent iedereen, gillend wegrennen doet iedereen op z’n tijd, maar gillend rijk was nieuw. Ook voor mij.

Dat deed denken aan een oude discussie met manlief de schrijver. Versterkende woorden verzwakken juist, beweert hij. Een mooie vrouw is mooier dan een bloedmooie vrouw. Zwart is zwarter dan gitzwart. En rijk rijker dan puissant of gillend rijk.

Daar zat wat in, een ware eyeopener zelfs. Woordversterkers zijn cliché en daarmee het woord zelf geworden. Torenhoog, botergeil, ijskoud, het is alles woordinflatie. Zelfs het woord inflatie is aan inflatie onderhevig. Waar komt dat vandaan? Het zal de onmacht wel weer zijn. Woorden zijn maar woorden, een mank voertuig van de geest. Je krijgt je eigen unieke zelf er maar matig mee uitgedrukt. Dan is versterking nodig, superlatieven, dikdoeners. Dan gaan we ons stinkende best doen voor tweehonderd procent. Allemaal erg, maar vergeeflijk. De pratende mens komt ermee weg – praten is moeilijk genoeg, de schrijvende mens moet beter weten.

Toch, ‘gillend rijk’ in een krantenkop is te billijken. Het kan een staande uitdrukking worden, die voor altijd aan Siewert en de zijnen kleeft. Als de dag die je wist dat zou komen.

 

dikdoeners