Stavast

Stamina, daar komt het op aan. Aldus scheidend columnist Bert Wagendorp op de vraag wat een columnist goed maakt. Mooi stevig woord, woord van stavast. Ik noteer het in mijn mooiewoordenlijst.
Uithoudingsvermogen dus, volhouden. Niet één keer een aardig stukje schrijven, maar steeds weer. Niet alleen als je schrijfdocent daar om vraagt, maar iedere dag als niemand daar om vraagt. Het moet net als tandenstoken tot je dagelijkse routine gaan horen.
Maar wanneer?

Bij het opstaan gaat het al mis. Opstaan is de stamina van het leven. Je moet iedere dag je nest uit om een kunstje te flikken, zoals wijlen filosoof René Gude zei. Voor iets of iemand. En als die iets of iemand er niet is voor jezelf. Even moeilijk als makkelijk in mijn geval. Zin in de dag – zeker, plannen genoeg, maar het mijmert zo lekker in bed. Nog even verder nietslapen. En denken over te schrijven stukjes. Geen columns, bedenk ik. Alleen het NRC al telt 60 columnisten. Nee, het moet kleiner: fragmenten, mijmelarijen, ikjes en jijtjes, alles waar mijn oog op valt.
En dan ben ik opgestaan. Ineens. Koffie en woordjes roepen. De woordjes van Woordle, vijf en zes letters, ik doe ze allebei en deel ze met mijn lief in Amsterdam. Daar sta ik voor op, dat geeft richting aan een slordig leven, dat is mijn opstamina.

Klopt, alles begint met stamina, dan volgt de dag vanzelf.

 

stavast